Psalms 79


Toch bleven zij tegen Hem zondigen,
daar in die woestijn bleven zij opstandig tegen God.
1Zij daagden Hem uit door naar lekker eten te vragen.

2 Zij verzetten zich tegen God en zeiden:
‘Kan God ons in de woestijn ook te eten geven?

3 Kijk, Hij sloeg wel tegen een rots,
zodat er rijkelijk water uit stroomde,
maar zou Hij ons dan ook wel brood kunnen geven
of het hele volk van vlees kunnen voorzien?’

4 Toen de Here dit hoorde,
werd Hij zeer verontwaardigd.
Hij ontbrandde in woede tegen de Israëlieten.

5 Want zij geloofden niet in Hem
en vertrouwden niet op zijn hulp.

6 Toen liet Hij een bevel uitgaan naar de wolken
en opende de sluizen van de hemel,

7 Hij liet het manna als voedsel op hen neerdalen:
koren uit de hemel.

8 Zo aten zij het brood van de engelen.
Hij gaf hun zoveel te eten dat iedereen genoeg had.

9 Toen liet Hij een flinke oostenwind opsteken
en ook de zuidenwind wakkerde Hij aan.

10 Het vlees kwam op hun hoofden neer,
het was zoveel dat het op regen leek.
Talloze vogels kwamen neer.

11 Zij vielen in het tentenkamp op de grond,
rond hun woningen.

12 Het volk at het en had meer dan genoeg.
Zo voldeed God aan hun verlangen.

13 Terwijl zij hun mond nog niet leeg hadden,
werden zij alweer opstandig tegen God.
Copyright information for NldHTB